U bent hier
De diplomatie heeft een tweede Fayat nodig
De gewezen socialistische adjunct-minister van Buitenlandse Zaken Hendrik Fayat (1908-1997) sprak op internationale conferenties niet uitsluitend Frans - wat in zijn tijd nochtans voor Belgische diplomaten de gewoonte was - maar ook Engels. In de jaren zestig veroorzaakte dit nogal wat opschudding in de politieke en diplomatieke kringen van het land.
De Belgische diplomatie was in die tijd immers een Franstalig bastion. Vlamingen konden er amper toegang toe krijgen. Als Vlaamsgezinde socialist werkte Fayat aan verplichte taalexamens en de aanwerving van een lichting Nederlandstalige diplomaten, de zogenaamde ‘Fayat-boys’. Die doorbraak van het Nederlands op het departement Buitenlandse Zaken veroorzaakte ruzie met minister Paul-Henri Spaak, nochtans een partijgenoot van Fayat in de toen nog unitaire Belgische Socialistische Partij.
Als gevolg hiervan kreeg Fayat geen verkiesbare plaats meer op de tweetalige socialistische lijst in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat betekende meteen de geboorte van de Rode Leeuwen, een Vlaamse socialistische lijst in dat arrondissement.
Vandaag zal niemand de hervorming, die Hendrik Fayat doorvoerde, nog durven betwisten. De democratisering van de diplomatie kan echter niet gestopt zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw. Transparantie en depolitisering zijn vandaag de dringende noden.
Diplomatieke beweging
Recent deed de directieraad van Buitenlandse Zaken een voorstel om nieuwe ambassadeurs en diplomaten uit te sturen naar diverse posten over de hele wereld, netjes verdeeld per taalrol. Deze ‘diplomatieke beweging’, zoals dat in het jargon heet, is de jaarlijkse carrousel van diplomatieke overplaatsingen. De ongeveer 430 beroepsdiplomaten blijven in principe maximum vier jaar op een post in het buitenland. Na deze termijn is het de gewoonte dat een diplomaat terug naar Brussel komt. Hij of zij wordt dan tijdelijk ingezet bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken of ze worden gedetacheerd naar ministeriële kabinetten.
Dit jaar werd de diplomatieke beweging vroeg ingezet. Vorige jaren werd het advies van de directieraad van Buitenlandse Zaken gegeven in maart of april. Nu heeft de directieraad zijn advies al gegeven in januari en heeft minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere (CD&V) laten weten dat hij dit advies zal volgen en de voorgedragen diplomaten zal benoemen. De minister erkende de benoeming van ‘cabinetards’ . Hij benadrukte evenwel dat diplomaten op kabinetten van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en op kabinetten van vicepremiers een meerwaarde betekenen dankzij hun ervaring en diplomatieke expertise.
Partijpolitiek spel
De aanduidingen van ambassadeurs en ander diplomatiek personeel in het buitenland mag niet langer een onderdeel zijn van het partijpolitieke spel. Net zoals het in de jaren 60 niet langer kon dat de diplomatie enkel openstond voor Franstaligen, zo kan het vandaag niet langer dat de diplomatieke bewegingen in alle beslotenheid gebeuren. De aanduiding van diplomaten verdient veel meer openheid en transparantie. Het is gebruikelijk in andere landen dat de benoemingen van ambassadeurs gebeuren na een parlementaire discussie en op basis van objectieve benoemingsvoorwaarden. Waarom zou dat bij ons niet kunnen?
De komst van de ‘Fayat-boys’ luidden een noodzakelijke vernederlandsing in van de Belgische diplomatie. Bijna vijftig jaar later mag er nog eens een nieuwe stap gezet worden in de democratisering, in de richting van een open en transparante diplomatie zonder partijpolitieke beïnvloeding. Het is niets te vroeg. Wie vandaag – terecht – ijvert voor meer ethiek in het politieke bedrijf, moet een politiek spel van verdeel en heers in de diplomatie evenzeer een halt durven toeroepen.