U bent hier
Is Brussel verloren?
Met de regelmaat van de klok wordt geklaagd over de onveiligheid in Brussel. We kennen allemaal de onveiligheidsproblematiek in de ‘quartiers chauds’ zoals de Anderlechtse buurt Kuregem en de maritieme wijk van Sint-Jans-Molenbeek. Deze buurten worden soms ook omschreven als no-gozones.
Uit een recente reportage blijkt dat bedrijven die zich vestigden in deze gemeenten ook te maken krijgen met onveiligheid (De Standaard, 15 juni 2011). Een bedrijf in Molenbeek moet investeren in veiligheidsagenten en een vervoerdienst om werknemers naar het openbaar vervoer te brengen. Lijfwachten en beveiligde taxi’s voor werknemers dus. De problematiek is steeds dezelfde: diefstal van handtassen, laptops, gsm’s, inbraken in wagens, …
Maar ook andere buurten van Brussel worden geteisterd door criminaliteit. De wijk in het rustige Ganshoren, waar ondergetekende woont, kende op amper 1 jaar tijd een golf van 150 inbraken. Bijna de volledige wijk had ermee te maken. Het resultaat is gekend. Jonge gezinnen verhuizen, maar ook bedrijven verlaten de moeilijke buurten. Sommige gezinnen en bedrijven geven niet toe en kiezen om toch te blijven.
Kenmerkend is wel dat de schreeuw naar een oplossing door de bevoegde overheden onbeantwoord blijft. Een brief naar de verantwoordelijke burgemeester van Molenbeek, Philippe Moureaux (PS), werd beantwoord met de mededeling dat een werkgroep zou worden opgericht. Een werkgroep oprichten heeft helaas vaak tot doel om iets te laten verdrinken. “C’est rapporté”, is de jammerlijke reactie van vele werkgroepen.
Structurele aanpak
We kunnen er ons niet zomaar bij neerleggen dat de criminaliteit in Brussel blijft toenemen. De aanleg van groene pleintjes of de inzet van straathoekwerkers, hoe goedbedoeld ook, zijn niet voldoende om een oplossing te bieden.
Brussel heeft nood aan één kordaat veiligheidsbeleid in plaats van een versnipperde werking. De 19 Brusselse burgemeesters en zes korpschefs van de Brusselse politiezones staan een structurele aanpak van de onveiligheid in de weg. Brussel kan één gezicht gebruiken.
De Londense burgemeester Ken Livingstone of de gewezen New Yorkse burgemeester Rudolph Giuliani kunnen een voorbeeld zijn voor Brussel: één veiligheids- en politiebeleid met één politiek verantwoordelijke en met één politiechef. Waarom wordt er niet gewerkt met een gewestelijke minister of staatssecretaris voor de veiligheid? De brandweer valt wel onder de bevoegdheid van een staatssecretaris in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar de veiligheid in het stadsgewest krijgt niet die aandacht.
De centralisering van het veiligheidsbeleid - met de nodige deconcentratie van diensten - mag uiteraard een goede wijkwerking niet in de weg staan. De zogenaamde ‘proximité’ mag niet verwaarloosd worden. Verder kunnen preventieambtenaren of stadswachten misschien omgeschoold worden tot echte agenten. Het Brussels Stadsgewest schreeuwt om bijkomende agenten, terwijl elke Brusselse gemeente wel een groot aantal stadswachten in dienst heeft. Investeren in hun omscholing kan bijdragen tot meer blauw op straat.
Is Brussel verloren? Absoluut niet. Maar Brussel heeft wel nood aan een herstructurering, die in het belang zal zijn van zowel de Brusselaar als de dagelijkse pendelaar naar de hoofdstad. Benieuwd of dit weer wordt afgedaan als ‘un fantasme institutionnel des Flamands’, een institutioneel waanbeeld van de Vlamingen?